Reisblog Ipo en Hennelies en Frus en Liesbeth

Reisblog Ipo en Hennelies en Frus en Liesbeth

Nederland (Castricum, Utrecht) --- Zuid Afrika (Kaapstad)

Van 1 augustus 2010 t/m januari 2011 gaan wij met z'n vieren op reis. Wij zijn Frus en Liesbeth en Ipo en Hennelies, die elkaar sinds 1973 kennen en allen reislustig van aard zijn.

We rijden vanuit Nederland met eigen vervoer naar Kaapstad Zuid-Afrika. Met onze eigen auto's (Toyota Landcruiser HZJ78 en HZJ80), een slaapplek op het dak, etc.

We hopen op deze wijze al onze familie, vrienden en bekenden op de hoogte te houden van onze belevenissen.







De route

De route
en het plan

maandag 1 november 2010

The Big Five

Na de helse autotocht door noord Kenya zijn we intussen aan het genieten van de het wild in Africa. De toegang van de wildparken valt telkens qua prijs erg tegen, maar de zelf gereden tochten door de drie parken in Kenya die we bezochten waren prachtig.

Allereerst 24 uur Samburu waar we op een idyllische plek in het park aan de rivier kampeerden, met sporen van olifanten om ons heen en af en toe gestoord door apen en allerlei dierengeluiden in de nacht (gelukkig liep er wel een bewaker rond). In de drie tochten door het savannepark zijn we naast allerlei gazellen, giraffen, zwijnen en 2 zielige zebra’s, diverse vervaarlijke olifantenkuddes en zelfs 3 maal het zelden zichtbare luipaard regen het lijf gelopen; de derde keer op een tiental meter van onze auto’s vandaan betrapt op het doden van een iets te grote impala, die hij maar met moeite naar de schuilplek in kon slepen.










Het tweede park lag bij Nakuru, waar in het donker arriveerden, van onze GPS bestolen werden en een eerste nacht in een hotel hebben doorgebracht. Leuk begin. de volgende dag zijn we verkast naar een prachtige camping, chembu, in de tuin van de familie Nightinggale, die daar al 100 jaar woont. In het Nakurupark hebben we naast vele flamingo’s, pelikanen, andere watervogels, zebra’s, giraffen, gazellen en waterbucks, de eerste troep leeuwen, vele kuddes buffels en een aantal neushoorns op respectabele afstand kunnen bewonderen. De big five is na al binnen.













Daarna naar het noorden, naar lake Baringo. Bij aankomst op de camping aan het meer werden we al gewaarschuwd door gasten er lopen hier hippo’s rond en er liggen links en recht krokodillen op de loer. Ja, ja dachten we toen nog. Ook door het bord waarop staat dat wilde beesten gevaarlijk zijn en dat we op eigen risico hier kampeerden bracht ons niet van stuk. Maar inderdaad dezelfde dag hebben we 2 hippo’s zien dobberen in het water voor onze tent en lag er een vette krokodil te luieren aan dezelfde waterkant. De volgende ochtend bleken er om 6 a 7 uur ’s ochtend 12 hippo’s na het grazen via de camping naar het water. Bij dergelijke camping moet je niet te veel bier drinken, zodat je er ’s nacht niet uit moet.

Zo, de big seven zoogdieren zijn binnen (volgens ons horen het nijlpaard en de giraf toch ook wel een beetje bij), en nu storten we ons op de big five vogels. De eerste vangst daarvan is ook al binnen: flamingo, pelikaan, maraboe, gier en visarend. De laatste poseerde mooi tijdens ons boottochtje op lake baringo.

Op weg naar kenia

Vrolijk reden we op weg naar de Keniaanse grens, het weer was uitstekend, we hadden allen goed gegeten en we waren vroeg. Bij uitzondering ging alles eens volgens plan. Om 11 uur kwamen we aan in Moyale bij de grens met Kenia. Grensformaliteiten zouden minimaal zijn en daarom hadden we onze lunch gepland aan de Keniaanse kant waar we niet zo lastig gevallen zouden worden door kindertjes.
“Sorry Sir, Immigration is gone for lunch until nine o’clock” was de eerste zin die roet in ons welgeplande eten gooide. “Tot negen uur !!”. Het duurde even voor we door hadden dat dit negen uur is in Ethiopië waar ze een andere klok hebben. Voor ons is dit drie uur in de namiddag, dus een kleine vier uur wachten. We hadden wel erger meegemaakt en dus werden de mannen erop uitgestuurd om brood te halen voor lunch. Anderhalf uur later kwamen we terug nadat we alle brood in het dorp opgekocht hadden, alle twee sneetjes. Onze lunch bestond uit gezonde crackers met voedzame jam.
Vier uur later was er inderdaad enige reuring in het immigratiegebouw. De aanwezige official legde uit dat we eerst naar “Customs” moesten om de auto in te klaren. “OK waar is customs? “. “Ah sorry sir, die zijn er vandaag niet”. “” Pardon, hoe komen we dan over de grens vandaag? “. “Ah very sorry sir, not today “. Daar zaten we dan, niets opgeschoten na vier uur wachten.
Gelukkig zijn in Afrika de dingen nooit zoals ze lijken. Na een kwartiertje kwam er een mannetje informeren of we hulp nodig hadden. En na enige uitleg vroeg hij hoeveel een oplossing ons waard was. Nou dat was ons wel 200 Birr (€ 10) waard. Met een brommertje werd de customs man thuis opgehaald. Hij opende het bureautje, zette her en der wat stempeltjes en een half uur later waren we in Kenia.
De volgende ochtend reden we verder naar Isiola over een weg die in alle internet verslagen als “Road to hell” werd aangeduid. Hier was geen letter van gelogen, de weg bestond uit een miljoen verkeersdrempels naast elkaar. Om te voorkomen dat de vullingen uit je kiezen rammelen moet je minimaal 60 km rijden. Daartussen zijn dan regelmatig grote gaten waarbij een snelle beslissing genomen moet worden, hard remmen of vol op de gaspedaal. Ipo nam eenmaal de verkeerde beslissing en sindsdien zit de versnellingsbak scheef onder de auto. Dat was niet alles, de weg bestaat uit zulke scherpe stenen dat er happen uit de banden zijn geslagen en Ipo’s knalpijp had opeens een grote scheur en was op drie plaatsen losgeslagen. Overigens was dit laatste een klein probleempje wat later in Nakuru door een heel competente monteur voor heel weinig geld met een lasapparaat opgelost werd.

Holland House

Wanneer je als Nederlander of overlander door Ethiopië rijdt kan je niet anders dan langs het Wim’s Holland House in Addis Abbeba. Daar wordt je allerhartelijkst ontvangen op de bar, annex camping, van Wim. Wim Woudenberg heeft in een van zijn vorige levens voedseltransporten heeft verzorgt naar Polen ten tijde van Lech Walesa is daar mee door gegaan naar Soedan tijdens grote droogten aldaar en uiteindelijk is hij aan een vrouw (intussen 2) blijven hangen in Ethiopië.

In Addis, waar Roadrunner een nieuwe ruit heeft gekregen, hebben we twee avondjes bier gedronken met allerlei volk dat in Ethiopië woont, werkt of pensionado is. Ook hebben daar weer bij kunnen praten met onze Australische en Duits/Nederlandse overlandvrienden en met enige biertjes achter de kiezen de uitgebreide fotorapportage van het ontvangstfeest van de Oranje Trophee Caravaan, die voor het WK langskwam bij Wim ‘bijgetankt’ heeft. Van Addis hebben dus behalve de bier, ATM’s en de garage verder niets gezien.

Na Addis Abbeba zijn we naar het zuiden op weg naar Kenya de rift valley in gereden, waar we aan een van de vele meren gecampeerd hebben en in een zieltogend parkje een struisvogel bewonderd hebben. Verder een lange weg met nog steeds veel vee en mensen, die een dagtaak hebben aan het halen van water (hout) en energie voor zichzelf en anderen.

zaterdag 23 oktober 2010

Bahir Dar

Een van de top locaties in Ethiopië konden we natuurlijk niet links laten liggen. Dus werd er afgereisd naar Bahir Dar aan de zuidkant van het Tanameer. Deze omgeving was beroemd door de vele kloosters uit de zestiende en zeventiende eeuw die hier op verschillende eilanden te bezoeken waren. We vonden een hotel aan het meer wat ons toestond om in de tuin te kamperen. Een paar uur later kwamen onze Ierse Overlander vrienden opeens ook aanrijden. Ook een bootje om de kloosters op de eilandjes te bereiken was snel gevonden.




Het eerste klooster begon goed. Een heel interessant bouwwerk met een ronde buitenkant waarin zich een soort vierkante beschilderde doos bevond die alleen door priesters betreden mocht worden. Een klein nadeel was de irritante gids die zich ongevraagd aan ons gezelschap toevoegde en in slecht Engels allerlei commando’s begon uit te delen. Hij vond het ook niet goed dat we geen souvenirs kochten. Gelukkig konden we een dergelijke arrogantie uitstekend belonen met nul fooi.
De volgende locatie zag er prachtig uit met een klooster op een heuvel midden op het eiland. Bij het aanlegsteiger werden tamelijk prijzige tickets verkocht en boven op de heuvel aangekomen bleek dat het klooster al twee jaar dicht was. Toen we ons beklag over deze vorm van diefstal deden bij de aanwezige monnik, was zijn excuus dat de ticketverkopers geen Engels spraken en ons dus niet konden uitleggen dat het klooster dicht was. Overigens konden we inderdaad naar ons geld fluiten omdat de ticketverkopers geen Engels verstonden.
Bij klooster nummer drie kreeg Ipo een papiertje met uitleg over de muurschilderingen in zijn hand gedrukt wat hij moest voorlezen aan de aanwezige toeristen. De monnik wees daarbij het in de tekst genoemde voorwerp aan zonder te begrijpen wat er gezegd werd. Dit tafereel leidde tot enige hilariteit toen Ipo per ongeluk een regeltje oversloeg in de tekst en de monnik behoorlijk in de war raakte.


Rondvaren op het Tana meer, de bron van de Blauwe Nijl, was verder heel gerieflijk itt de de inspanning die roeiers op verschillende papyrusbootjes die dag leverden. Morgen naar de Blauwe Nijl watervallen.

Lalibella

Naar Ethiopië gaan en niet Lalibella bezoeken is hetzelfde als naar Parijs gaan en de Eifeltoren overslaan. Dus op weg van Axum naar Lalibella. We wisten dat het een hele rit zou worden maar dat deze 400 km ons twee hele dagen rijden zou kosten hadden we niet verwacht. De laatste 80 km kostte 5 uur, waarbij onze auto’s tot het uiterste getest werden. Niet alleen waren de wegen heel slecht, de kwaliteit van de diesel was abominabel en de bergkammen gingen tot ver over de drieduizend meters. De auto’s braakten enorme wolken zwarte rook uit op weg naar boven en blauwe naar beneden. We weten eigenlijk nog steeds niet waarom. De bevolking was in deze ‘hostile environment’ soms behoorlijk agressief. Roadrunner kreeg een dikke steen door zijn voorruit en ook Brutus werd geraakt door rondvliegend puin. ’s Avonds troffen we bij ons hotel Mark en Dela weer aan die ons wisten te vertellen dat onze Duitse Overlander vrienden ook door stenen geraakt waren en een paar dagen later hoorden we dat Hubert op zijn motor in hetzelfde gebied gewond was geraakt toen hij tegen een ezel opreed.


Maar alle ontberingen waren het meer dan waard, Lalibella is fantastisch. Wederom vele Ethiopisch orthodoxe kerken, maar ditmaal uitgehakt in de rotsen. Dat wil zeggen de buiten- en binnenkant van de kerken waren uitgehakt, de muren waren gewoon de originele tufsteenrotsen. Ditmaal hadden we het geluk een uitstekende gids te treffen die ons van alles en nog wat over het complex kon vertellen. Behalve dat ons nu duidelijk is dat Ethiopië echt een eigen cultuur en geschiedenis heeft, is ons ook duidelijk gemaakt dat enkele heiligen erg belangrijk zijn: (1) St George,die als we de diverse muurschilderingen moeten geloven een oneindige hoeveelheid martelingen doorstaan heeft en waarnaar het lokale biermerk is genoemd, en (2) St Joris, die de Christenen van allerlei draken en monsters verlost heeft. De wederwaardigheden van deze heiligen zijn is diverse honderden jaren oude bijbels, die in diverse kloosters nog te vinden zijn, in het Amhaars vastgelegd. Het is mooi om te zien dat vele Ethiopiërs zelf ook te voet pelgrimstochten maken naar deze kloosters.

Ethiopië

Er was geen twijfel mogelijk, we waren in Ethiopië. Zo verschrikkelijk veel mensen. Waar je ook maar keek er waren mensen, koeien, geiten, schapen, paarden. Alles zat vol leven en vormde een enorm contrast met het lege Sudan, waar je vaak hele stukken kon rijden zonder iemand te zien.
De grensovergang was nu eens een pijnloze affaire. Het duurde allemaal wel een tijdje en er was nog steeds veel onduidelijkheid over wat je waar moest invullen en wanneer. Maar de officials waren aardig. Natuurlijk arriveerden we weer net voor lunchtijd. Van de Sudanese douane man mochten we de formulieren in de kantine komen ophalen en de Ethiopische official kwam speciaal voor ons terug van lunch break. Hij veegde omstandig zijn mond af voor hij zich over onze autoformulieren boog. En na een vriendelijk “Welcome to Ethiopia” mochten we zonder ook maar iets te betalen, binnen. Op weg naar Tim & Kim, een Hollands echtpaar wat een camping runde in Gondora aan het Tana meer.
De rit ernaar toe was een lust voor het oog, maar wel uitputtend. Alles in Ethiopië word lopend gedaan. Er zijn wat taxibusjes en vrachtwagens, maar nauwelijks privé auto’s. De wegen zitten vol met mensen die ofwel enorm zware lasten torsen, kuddes koeien en schapen drijven of gewoon lopen. En dat alles zonder enige notie van autos of gevaar. In onze bolides vallen we enorm op waardoor de kindertjes al joelend naar ons toe komen rennen. Vaak alleen maar luid juichend maar natuurlijk ook vaak met duidelijke boodschappen over wat ze graag van ons gehad zouden willen hebben. Het vermoeiende is dat je nergens kunt stoppen zonder dat er binnen de kortste keren hordes kindertjes om je heen staan in ontzettend vieze kleren of zonder kleren met snottebellen en klitten in de haren met de handjes op. Mensen zijn hier absoluut niet rijk. Dat blijkt ook wel in de prijzen. Wij slapen hier in hotels voor €7 per nacht en eten regelmatig voor €2 (met bier).
Pim&Kim waren niet moeilijk te vinden maar de weg ernaar toe was alleen maar te doen voor 4x4 wagens. En weer renden de kindertjes langs onze auto’s op en klommen er een paar ettertjes op mijn treeplank. De camping zag er fantastisch uit met toiletten die niet misstaan hadden in het Sheraton. Helaas was er geen water, dus moesten we met emmertjes aan de gang. Er waren ook nog geen WC-deuren want die werden nog gebouwd. Overigens was er ook geen stroom, maar Pim en Kim waren uiterst aardig. We kwamen ook weer verschillende bekende overlanders tegen, Michael de Duitse motorrijder, Mark en Dela en de drie Ieren.

’s Ochtends werden we wakker bij het klagelijke blaten van een jong geitje. De twee gieren die boven ons kamp cirkelden hadden het al door en inderdaad wij aten we ’s avonds geit op de barbecue.

Op naar Gonder, een moderne stad op een uur rijden. Er zijn in Gonder een paar kastelen gebouwd door een aantal kasteelheren die er niet genoeg van konden krijgen. In één tuin lagen er zes. Een vriendelijke goed Engels sprekende jongeman legde het ons allemaal uit. Hij meende dat de fooi afhankelijk was van de hoeveelheid zinnen die hij per minuut kon uitbraken. Er was geen manier om hem te stoppen en dus zijn we al fooien rondgooiende gevlucht voor deze verbale diarree.
Er was, hoera, ook een ATM in de stad waar we geld zouden moeten kunnen afhalen. Er stond een flinke rij jongelui, allemaal met meerdere pasjes van hun vriendjes, in de handen. En inderdaad het ging niet snel. Gelukkig was er een hulpje die het allemaal voor hen intypte, inclusief de pincode. Ik complimenteerde de jongen voor me met het feit dat hij al die pincodes kon onthouden, maar dat was geen probleem zei hij. Ze stonden altijd achter op de pasjes. Flauw als we waren hebben wij de hand boven het typebordje gehouden en de hele meute jongeren in het ongewisse gelaten wat betreft ons geheime nummertje.

Van hieruit ging het verder naar Debark in de Simen Mountains, een heel hoog en ruig berggebied op 3 uur afstand van Gonder, of zoals een locale jongen zei : “3 hours of African massage”. De wegen zijn hier nogal slecht.
Eigenlijk ging het bij het ontbijt al mis : Liesbeth had geen honger en dat is geen goed teken. En jawel hoor, aangekomen in Debark voelde zij zich verschrikkelijk beroerd. Het toeval wilde dat er nog één kamer met WC was en die heeft zij ruimhartig gebruikt gedurende de nacht. De deurklink heeft niet de kans gehad om af te koelen. De volgende dag ging het niet beter. Wij drieën besloten dan maar naar Sankaber, het kamp op 3250 m hoogte in de bergen te trekken en te gaan wandelen. Liesbeth zouden we dan ’s avonds gaan ophalen. De wandeling was fantastisch, mist van voren, mist van achteren en mist opzij. We werden wel goed bewaakt met Gashew de gids en Jamal de gewapende scout. ’s Avonds was Liesbeth nog niet beter maar wilde nu wel mee naar het kamp omdat ze er wel een beetje genoeg had om alleen in een dump van een hotel te liggen. De volgende dagen hebben we geweldige wandelingen gemaakt in zowel Sankaber alsook in Chennek op 3600m hoogte. Hier kwamen we nog een paar Nederlanders op wereldreis tegen en ongeveer 200 baboons die door het kamp liepen en er met Ipo’s vuilniszak vandoor gingen.
Ook een geheel nieuwe ervaring was het genot van urineren. In temperaturen van 40+ C is dat nauwelijks meer nodig. Om hier echter bij 2.3oC ’s nachts uit je tent gejaagd te worden door een ouder wordende prostaat is geen pleziertje en ook de tweede keer werd het er niet beter op.
En weer verder, ditmaal naar Axum, de bakermak van de Stele, een soort obelisk en natuurlijk de “Ark van het Covenant”, vooral bekend van Indiana Jones. De wegen waren wederom ongelooflijk mooi, steil, glibberig en zwaar. Acht uur rijden voor 250 km en stukken werden nog aangelegd terwijl we aan kwamen rijden. De buldozer reed voor ons uit de zaak vlak te maken.
Zodra we in Axum durfden te stoppen werden we overweldigt door een grote menigte jongeren die ons allemaal een hotel probeerden aan te smeren. We hadden tijd dus lieten we er ons een paar adviseren. Het eerste had geen water, het tweede was vol, het beloofde zwembad in het derde was leeg en zo eindigden we in hotel Exodus wat alles had, alleen de elektriciteit was van korte duur.

Kamelenmarkt

In Noord Soedan is veel vee. Koeien, ezels, schapen en geiten, zijn een belangrijke bron van bestaan. Herders zijn met hun kudden dieren overal, waar groen of drinkplaatsen te vinden zijn, te zien. Meestal lopen de kuddes in het veld, maar op de weg kom je de dieren ook tegen. We hebben intussen het gedrag van de dieren in het verkeer kunnen bestuderen: koeien, schapen en geiten kijken en wijken uit, maar ezels blijken hun naam meer dan waar te maken. Ze zijn echt dom of hebben last van zelfmoordneigingen.

In Ed Damar, in de buurt van Atbara, hebben we de ‘kamelenmarkt’ bezocht. Alhoewel het voor de toeristen de kamelenmarkt heet, zijn het voor het merendeel koeien, ezels, schapen en geiten, die hier voor de verkoop bij elkaar gebracht zijn: een echte veemarkt dus. Het is een zeer druk bezochte markt, naar we hebben vernomen vooral gericht op de export?!

De veestapels werden ‘zorgvuldig’ bij naar of van de marktplaats gedirigeerd en elkaar gedreven met stokken of door ze aan oren of andere lichaamsdelen mee te sleuren.

Het maken van foto’s was geen enkel probleem. Sterker nog, je moest wel of je nu wilde of niet. Blijkbaar waren de toeristen voor de veehandelaren de bezienswaardigheid. Veel jonge jongens/jongemannen waren er zeer op gebrand om samen met ons op de foto te komen. Zij gingen er speciaal voor staan en wilde uiteraard het resultaat zien. De duim ging omhoog: tammam dus.

Na deze rurale escapades zijn we nu op weg naar de bewoonde wereld; Khartoem.