Reisblog Ipo en Hennelies en Frus en Liesbeth

Reisblog Ipo en Hennelies en Frus en Liesbeth

Nederland (Castricum, Utrecht) --- Zuid Afrika (Kaapstad)

Van 1 augustus 2010 t/m januari 2011 gaan wij met z'n vieren op reis. Wij zijn Frus en Liesbeth en Ipo en Hennelies, die elkaar sinds 1973 kennen en allen reislustig van aard zijn.

We rijden vanuit Nederland met eigen vervoer naar Kaapstad Zuid-Afrika. Met onze eigen auto's (Toyota Landcruiser HZJ78 en HZJ80), een slaapplek op het dak, etc.

We hopen op deze wijze al onze familie, vrienden en bekenden op de hoogte te houden van onze belevenissen.







De route

De route
en het plan

zaterdag 25 december 2010

Inpassable (video)

Impassable

Het was onverdraaglijk voor Ipo en Frus om te moeten accepteren dat de weg naar Petauke “impassable” oftewel onpasseerbaar was. Vooral nadat we net hadden moeten accepteren dat een grote baboon met blauwe ballen onze tafel omver sprong en er met het brood vandoor ging. Liesbeth had nog met gevaar voor eigen leven de zak vastgehouden, maar de aap trok zo hard dat hij scheurde. Ondertussen waren er tien andere apen bijgekomen en dus was er geen houden meer aan.
Laat ik bij het begin beginnen. We bevonden ons op een camping genaamd “Flat Dogs”in het South Luangwa park in Zambia. Dit park is vooral bekend voor de nijlpaarden en kuddes olifanten. De nijlpaarden kwamen inderdaad tegen de avond uit de rivier en liepen dwars door de camping. De olifanten zagen we toen Ipo met de auto er bijna tegen aan reed. Het is nog maar de vraag wie harder schrok, hij of de olifant. In ieder geval was de olifant het er niet mee eens want hij liep hard trompetterend weg en Ipo dacht dat een extra dotje gas wel op zijn plaats was. Onze supertracker Hennelies had ook nog een roedel leeuwen ontdekt, gelukkig een eindje verwijderd van het kamp.
Eten was in Flat Dogs bijzonder stressvol. Permanent zaten er een tiental apen rond onze tafel, die zich met twee handelingen bezig hielden, jatten van eten en schijten, bij voorkeur boven op de auto, Omdat apen op mensen lijken resulteerde dit in een penetrante volle-luier lucht rond onze tent.

South Luangwa wilden we verlaten via de kortste weg op de kaart, een onverharde weg. De Italiaanse kamp manager noemde hem impassable, maar zoals we allen weten houden Italianen van overdrijven. Om een uur of acht vertrokken we.
De eerste tien kilometer gaven toch nog wat opwinding omdat er vlak voor ons een grote kudde olifanten de weg overstak. Toen het laatste kleine baby olifantje gepasseerd was wilde ik doorrijden. Gelukkig had Liesbeth de film de Leeuwenkoning gezien en wist dat de laatste nooit een kleintje is. En inderdaad, na een paar minuten wachten kwam er nog een enorme knoepert langs met van die grote slagtanden. Helaas wordt er in deLeeuwenkoning niet gerept over de slome olifant en zodoende kwamen wij toch nog met de auto tussen knoepert en sloompie terecht.
De weg was passeerbaar maar het had niet veel gescheeld. Een aantal keren hebben we omwegen moeten zoeken omdat de hoofdweg weggeslagen was. Ook grote stukken water moesten we oversteken en we zijn vele keren de weg kwijtgeraakt omdat hij gewoon niet meer zichtbaar was. De laatste 100 km hebben we voor ambulance gespeeld en een mevrouw met een ziek kind en haar man meegenomen. De vrouw en kind waren zo ziek dat Liesbeth het nodig vond om zelf achterin te gaan zitten. Acht uur hadden we nodig om in Petauke te geraken maar de Italiaan had het mis.

dinsdag 21 december 2010

Lake Malawi

Nu de beslissing was gevallen om Mozambique over te slaan is er extra veel tijd om Malawi te bezoeken. Dat hebben we dan ook uitgebreid gedaan: 5 kampeerplaatsen aan het meer in Chitembe beach, Nkatah Bay, Kande beach, Senga beach en last but not least cape MacLear. Het water is prachtig blauw, de stranden goudgeel als de zon schijnt, de bevolking is aardig en tegen de hier en daar voorkomende bilharzia schijnt een middeltje te zijn, waarvan we de bijverschijnselen nog niet kennen. Kortom een prima vakantieplek voor ons dus…

De meeste campings aan het meer zijn goed uitgerust voor ‘overlanders’: groepen jongelui en oudere jongeren, die per truck van hotspot naar hotspot vervoerd worden; kortom primitief reizen en kamperen, maar wel met kok en een goed sightseeing programma. Soms wordt het wat druk als ze tegelijkertijd arriveren (feestje..). Gelukkig hebben wij dat maar 1 keer meegemaakt.


Intussen is de regentijd voorzichtig aan begonnen. Tussen de zonnige perioden valt er regelmatig een tropische hoosbui. In Senga bay hebben we op de verjaardag van Frus 35 cm in 2 uur gemeten, bijna de helft van de jaarlijkse neerslag in Nederland. Die bui ging zo tekeer dat de camping binnen no time veranderde in snelstromende beken, die alles met zich meenemen; zo ook bijna met de tuinstoel van Frus die net voor zijn verjaardag zo leuk versierd was. Met gevaar voor eigen leven heeft hij het meubilair in veiligheid weten te brengen.











Gelukkig was het er de rest van de dagen prima weer en hebben we ons aangenaam kunnen verpozen op de verschillende stranden tussen de visserij- en wasserijbedrijvigheid van de Malawis. Bovendien hebben we ons verder bekwaamd in het zoetwater snorkelen en het verorberen van vers geBBQde Okwomo vis.

zondag 12 december 2010

Tse tse

Naar Malawi gaan de meeste mensen voor een strandvakantie. Het Malawi meer is zo’n 500 km lang met prachtige stranden. Het water is zoet en zo’n 25 graden warm, fantastisch dus. Maar Malawi heeft ook een aantal mooie parken en een van die parken met de onuitsprekelijke naam Vwaza park werd het best bewaarde geheim van Malawi genoemd.
Omdat sommigen onder ons vonden dat we te lui en te vadsig werden van het vele liggen op de fantastische stranden en het nuttigen van de nodige Kuche-Kuche biertjes werd met algemene stemmen besloten om Vwaza met een bezoek te vereren. Er zouden onder anderen hele kuddes olifanten en nijlpaarden te bezichtigen zijn afgewisseld met groepen uitzonderlijk agressieve buffels.
Welnu twee uur later en na zo’n 100 km door het park gereden te hebben was de oogst beperkt tot 2 hertjes. We zouden meer dieren gezien hebben in het Geuldal in Limburg. Wat we wel gezien hadden waren Tse-tse vliegen, een soort steekvlieg maar dan erger, veel erger. Voor we de ramen dicht konden draaien waren er al een tiental binnen. Het gevecht begon onmiddellijk. De tactiek van de Tse-tse’s was om je tenen aan te vallen wetende dat de bestuurder de voet niet van de gaspedaal kon halen. De concentratie had dan ook zwaar te lijden, vandaar dat we die diepe geul met 50 km/h over het hoofd zagen. Gelukkig hadden wij een plafond in onze auto waardoor wij konden terug stuiteren. Het voordeel was dat we even de pijn in onze tenen vergaten.
De auto van Ipo en Hennelies zag er ondertussen van buiten uit als een Turks bad, zij moesten de gevechten leveren met de ramen dicht en een kapotte airconditioning. De gedode vliegen werden overigens onmiddellijk vervangen door vriendjes die via de luchtroosters binnenkwamen.
Na twee uur zag de auto er van binnen uit als een slagveld met tientallen vliegen lijken en overal bloedvlekken tegen de ruiten, merendeels mensenbloed. We besloten dat dit wel weer genoeg opwinding was voor de dag en gingen maar weer gauw terug naar ons strand met de lekkere Kuche-Kuche biertjes.

Shoppen in Irunga

Het leven op reis betekent ook elke dag aan eten zien te komen, liefst vers als het effe kan. De markt van Irunga is een mooie aanleiding om hier iets over te melden.

Ons shopritme bestaat uit eenmaal per week in een grote stad (Kampala, Kigali, Arusha, etc.) westerse niet bederfelijke etenswaren inslaan bij de Nakumatt, Shoprite, Metrosupermarkten. De prijzen in deze supermarkten vallen altijd tegen. Waarschijnlijk omdat we te veel exotische producten kopen, zoals Gouda kaas – gemaakt in het desbetreffende land en zuid afrikaanse wijnen. De verse spullen, zoals brood, groenten en fruit worden langs de weg aangeschaft of op de markten van de kleinere dorpen en steden. Dat valt niet altijd mee. Vaak zijn er langs de weg alleen uien, yam, tomaten, mango’s en eieren te scoren. Op de markten is het niet altijd beter. Vlees is weer een ander verhaal. We zijn hiermee zo voorzichtig, dat we zijn nog net niet vegetariërs zijn. Een uitzondering is de grote markt in Irunga waar we op onze route van Tanzania naar Malawi langs komen (in Irunga komen we overigens ook onze Ierse vrienden uit Wadi Halfa weer tegen).

Uiteraard kan er bij in noodgevallen en bij feestelijke gelegenheden altijd nog uit gegeten worden. Dat varieert dan tussen het niet kunnen kiezen, want er is maar 1 gerecht, tot een heerlijke 3 gangen menu met wijn.

Het aankoopbeleid en de creativiteit in de keuken hebben er in ieder geval tot nu toe voor gezorgd dat geen van ons noemenswaardige darmklachten of erger opgelopen heeft.

Pangani Beach

Na 4 maanden zijn we bij de warme Indische Oceaan aangekomen. De verzamelde email en internetinformatie (bij deze met name onze dank aan o.a. mevrouw Vincent, Pit en Git en anderen die ons voorgingen) brengt ons bij een prachtig oord. Peponi Beach Resort: een bounty strand, warme zee met zwembad, palmen, uitzicht vanuit de daktent over de zee en weinig muskieten. Na al die ‘kou’ in de hooglanden (15-25 graden) is het tijd om wat te snorkelen en bruin te worden dus.

Het is een prachtige dag als we met de dhow van de camping naar het rif voor de kust zeilen, waar de meest prachtige koralen en vissen in alle kleuren van de regenboog te vinden zijn. Het aanmonsteren is wat onwennig als je over een verdronken rif moeten lopen met je blote voeten, maar als we eenmaal in de dhow zitten is het genieten met een tiental andere geluksvogels.
Het duiken met bril, snorkel en vinnen is een kolfje naar de hand voor Frus en Liesbeth als ervaren duikers, maar ook Hennelies en Ipo verleggen hun grenzen onder water. Het water is gelukkig helder op zee en we zien prachtige koralen, zeesterren en –egels en vissen. Na deze vermoeiende bezigheid is het verplicht uitrusten op een onbewoond zandeiland omringd door de turkooizen zee. Na de terugtocht over de ietwat ruwere zee is het ’s avonds aan de wal ook weer heerlijk toeven, drinken en eten (‘champagne’ ter ere van de verjaardag van Lies). We besluiten een extra dagje Peponi in te lassen omdat we toch nog niet bruin genoeg geworden zijn.

Het is wel jammer dat we moeten afzien van de ongetwijfeld even fantastische stranden en snorkelparadijzen verder zuidwaarts, omdat de veerboot tussen Tanzania en Mozambique ongeveer 3 jaar geleden is gezonken en er is nog geen nieuwe boot. Je moet 400 km omrijden. Bovendien is er geen visa aan deze grens verkrijgbaar.
Besloten wordt Mozambique te laten voor wat het is en direct door te rijden naar Malawi.

zondag 5 december 2010

Een hachelijk moment

Als de auto niet start is dat altijd vervelend, soms is het erg, maar heel af en toe is het een regelrechte catastrofe. Dit moment viel in de laatste categorie. Ipo en Hennelies hadden net een paar prachtige foto’s gemaakt van een leeuwenpaar op enkele meters afstand van de auto.
Het werd even heel stil, binnen en buiten de auto, toen het contact sleuteltje werd omgedraaid. Wat nu !! De oplossing was dat Frus en Liesbeth hun auto zo gedraaid hebben dat de leeuwen in de gaten gehouden konden worden en er bij de geringste beweging alarm geslagen kon worden. Ipo is toen met rode koontjes en knikkende knieën onder de motorkap gedoken. Gelukkig werd het euvel snel gevonden en razend snel provisorisch gerepareerd. Nog even kijken of de kust veilig is en dan met een enorme sprong in de veilige auto. De opluchting is van beider gezichten af te lezen.

Overigens had Ipo zich helemaal geen zorgen hoeven te maken over de leeuwen, die hadden heel andere dingen aan hun kop.

Serengeti – Tanzania

Om de een of andere reden verheugd verlaten we na een week Rwanda. Alhoewel het een heel mooi land is, waren de mensen toch niet zo uitgelaten en vriendelijk als elders. De verhalen die we in Rwanda van zowel Rwandezen als Europeanen hoorden hebben ons ertoe gebracht om Burundi over te slaan. Er is daar nog steeds een oorlog aan de gang tussen Hutu’s en Tutsi’s waardoor bepaalde gebieden gevaarlijk zijn. De wildparken zijn er leeg en Bujumburu, de hoofdstad is een dump want het heeft al twintig jaar geen nieuwe investeringen meer gezien. We besloten door te gaan naar Tanzania
Een paar kilometer over de grens met Tanzania vonden we een verborgen plekje om te overnachten. Maar zoals overal in Afrika, er zijn altijd mensen die je gezien hebben en ook hier stonden na 10 minuten een hele kudde kinderen ons te bekijken. Gelukkig werd het snel donker en gingen ze naar huis, maar we hoefden niet te vrezen, om zeven uur ’s morgens waren ze er weer. Ons doel was het wereldberoemde wildpark, de Serengeti, dat we wilden binnenrijden via de west-ingang.

Er zijn bijna geen woorden om de Serengeti te beschrijven, de hoeveelheden wild zijn werkelijk gigantisch. Behalve neushoorns die hier in een apart gebied geteeld worden hebben we alles gezien en vele diersoorten in enorm kuddes. We hadden het geluk dat de gnoe- en zebra migratie weer op gang was. De gnoes en zebra’s pendelen tussen de Massai Mara in Kenia en de Serengeti in Tanzania. Een miljoen beesten zijn dan op weg en wij reden met onze auto’s door deze kuddes rond. Het zag er letterlijk zwart-wit van de zebra’s en gnoes met daartussendoor kuddes olifanten en groepen giraffen. Ook leeuwen hebben we gezien, alhoewel in lichtelijk compromitterende omstandigheden, maar daarover meer in het volgende verhaal.
Dit alles is natuurlijk niet gratis, wij betaalden voor ons viertjes US$ 400 per dag. Het park is ook nog eens zo groot dat je het niet in een dag kunt oversteken. Men verlaat de Serengeti meestal via het Ngorogoro park (nogmaals US$400). Als je de dieren hier wilt zien zul je de Ngorogoro krater in moeten en jawel kassa, nogmaals US$400 voor ons groepje, alles per dag natuurlijk. Aangezien wij al heel wat parken gezien hadden en nog zien wilden, besloten we om via een grote omweg het Ngorogoro gebied te omzeilen. Dit was mogelijk via de Serengeti Kleins-gate die maar door heel weinig mensen gebruikt wordt, omdat de wegen verschrikkelijk slecht zijn. Dit had voor ons het additionele voordeel dat we dwars door bijna niet bezocht Masai gebied zouden trekken en aan het eind zouden we uitkomen bij Lake Natron met de enige nog werkende vulkaan in Afrika. Hij is namelijk nog in 2007 uitgebarsten.
Op weg naar Kleins gate hadden Frus en Liesbeth nog een klein incidentje met een cheeta, die bijna onder de auto rende. Helaas zat Liesbeth van de zenuwen zo te klungelen met de fotocamera dat het bewijs niet geleverd kan worden. Ook de laatste camping voor Kleins gate was niet echt goed voor een ongestoorde nachtrust. Een stelletje wilde buffels vond het nodig rond onze tent te schijten. Het was maar goed dat onze tenten boven op de auto stonden.
Vanaf de gate reden we inderdaad over een hele slechte weg door kleine Masai dorpjes, waar het merendeel van de mensen nog in traditionele klederdracht lopen. Helaas werd fotograferen hier niet gewaardeerd. Na vijf uur hobbelen zagen we Lake Natron liggen. We konden toen niet bevroeden dat we nog twee uur over de laatste 20 kilometer zouden doen. Onderweg hebben we nog gereedschap uitgeleend aan de chauffeur van een busje wiens motor op een alarmerende wijze olie verloor. De passagiers zaten uitgeteld in de hitte langs de kant. De vertraging maakte ze niet veel uit, er was toch maar één bus per week. Uiteindelijk aangekomen bij het meer vonden we een mooie camping gerund door een Nederlandse student van de Hotelschool in Den Haag. Hij was hier op stage en de echte manager, ook Nederlander, was er niet.
Twee dagen later gingen we weer verder en nu net ten oosten van het Ngorogoro gebied. Ook hier weer vele magnifieke vergezichten op de vulkanen en ritten door prachtige traditionele Masai dorpjes. Maar de dorpelingen zijn niet gek, rechts van de weg in Ngorogoro wordt flink verdient aan de toeristen en links van de weg waar zij wonen is er niets. Ze hebben er wat op gevonden. Een buitenlander, wij dus, mag de weg door het dorp alleen onder betaling gebruiken. Onnodig te vermelden dat er maar één weg is. En omdat alle buitenlanders miljonair zijn, wordt er flink uitgehaald. De eerste slagboom kwamen we pas voorbij na betaling van US$60. We hebben gepraat als brugman, maar het mocht niet baten. Ander dorpjes vonden dit een geweldig idee en zodoende hebben we nog twee keer de portemonnee moeten trekken. Uiteindelijk hebben we uitgerekend dat we praktisch niets bespaard hebben met onze detour. Maar we hebben wel een gebied en een samenleving gezien die niet veel anderen bezoeken.

Tropisch regenwoud

Rwanda heeft toeristen het nodige te bieden: meren, tropische landbouw op terrassen, regenwouden en prachtige uitzichten. Alles is groen in de kleine regentijd. We hebben ons vizier gericht op de regenwouden op de grens met Burundi en DR Congo, waar het, als we de verhalen moeten geloven, stikt van de apensoorten (chimpansees, colobussen, baboons en andere monkeys).



De tocht erheen is prachtig, behalve dat het toch wel 7 uur rijden is, waarvan de laatste 2 uur door het dichte bos, waar we behalve 1 aap niets en niemand tegenkomen. Bij de ingang van het park blijkt dat we, naast de hoge entree voor het bos, 50 $/pp moeten betalen voor een kampeerplek zonder voorzieningen. We besluiten door te rijden naar een goedkoper guest house net buiten het park; die is natuurlijk wel behoorlijk vol. De rest van de avond regent het (tja regenwoud…).
De volgende dag maken we met gids een prijzige (50 $/pp) wandeltocht naar en door het tropische bos. Een deel van het bos is namelijk al gekapt en heeft plaatsgemaakt voor theeplantages voor de export en eucalyptusbossen voor de energie- en bouwmaterialen voorziening. In het regenwoud is het groen, groener groenst. De bomen, struiken, planten groeien over elkaar heen. Ook zien we alle kamerplanten, die je in Nederland kan vonden, in het wild. Maar apen ………… ho maar, die zie je in zo’n bos niet zomaar. Zeker niet de soorten, die zich boven in de bomen ophouden, zoals de chimpansees. En wanneer je niet extra geld hebt neergeteld om een ‘chimptracker’ in te huren, al helemaal niet. We zijn blij dat we die ene colobus onderweg gezien hebben….

De volgende dag hobbelen we weer 5 uur over onverharde wegen langs lake Kivu richting naar Kibuyo waar we in een Prestbyterian Conference Centre onze web site weer eens kunnen bijwerken.

Rwanda memorials

Rwanda is net als Burundi een klein bergachtig land in het grote merengebied in oost Afrika. We rijden Rwanda binnen via een dirtroad vanuit Uganda en zijn binnen een recordtijd (1 uur) over de grens.
Over de grens verandert er wel wat; naast rechts rijden en borden in het Frans, lijken veel mensen minder vrolijk dan in Uganda. De recente burgeroorlog en de verschrikkelijke gebeurtenissen, die hebben plaatsgevonden, lijken nog te kort geleden (1994). We komen onderweg diverse monumenten tegen die herinneren aan de genocide slachtoffers en we passeren overblijfselen van vluchtelingenkampen, waaromheen intussen hard gebouwd wordt aan nieuwe woningen. Op diverse plaatsen zie je land ontgonnen worden en nieuwe dorpen verrijzen.

In Kigali bezoeken we het Genocide Memorial Centrum. Het kostte wat moeite om het te vinden, maar de meeste mensen leken niet al te toeschietelijk om ons erheen te loodsen; wellicht te confronterend. Het centrum zelf geeft een indrukwekkend beeld van alle gebeurtenissen voor, tijdens en na de genocide door de extreme Hutu’s (Interahamwe) op 1.5 miljoen Tutsi’s en gematigde Hutu’s. De genocide in 1994 is het absolute dieptepunt in een al langlopend conflict tussen de meerderheid (Hutu’s) en minderheid (Tutsi’s) in Rwanda en de regio. Vooral de getuigenissen van diverse overlevenden en de beschrijving hoe de slachtingen hebben plaatsgevonden zijn huiveringwekkend.
Het door de koloniale machten (België) geïntroduceerde systeem van ‘tribe registratie’ heeft de polarisatie tussen deze bevolkingsgroepen en het opsporen van tegenstanders tijdens de genocide periode ook geen goed gedaan. Aangedaan vertrekken we uit Kigali en kijken we met een andere blik naar de mensen om ons heen.

woensdag 17 november 2010

(Ba)Twa’s in het tropisch regenwoud

In het zuidwesten van Uganda, maar ook in Rwanda, Burundi en omstreken, wonen de Batwa’s, Hutu’s en Tutsi’s. Een van de legenden gaat als volgt: God, de schepper, had 3 zonen, die hij wilde beproeven. Elk kreeg een emmer melk, die hij 1 nacht moest bewaken. De volgende dag bleek de emmer van zoon Tutsi nog tot de rand toe gevuld, bij zoon Hutu was die half leeg, en bij BaTwa was de melk weg. De schepper beloonde elke zoon naar zijn talenten. Zoon Tutsi kreeg veel vee en macht, zoon Hutu weinig vee en veel landbouwgrond en zoon Batwa geen vee en veel bosgrond. Iedereen was tevreden, want hun talenten werden volop benut.
Dat was de start van de BaTwa (een soort pygmeeën, wordt hier gezegd) trektocht die wij, Hennelies en Ipo, maakten door het tropische bos van het Mgahinga park met een drietal ‘originele BaTwa’s’ die ons onderweg alles zouden vertellen over hun talenten en de intussen praktisch uitgestorven leefwijze van de BaTwa’s.


Op vermakelijke wijze (variërend van verhalen, acteerwerk, zang en dans) kregen we langs onze wandeltocht van 4 uur, allerlei informatie toegespeeld. Zo woonden de tropische bosbewoner community’s (30 personen maximaal) slechts kort op 1 plaats. Bij overlijden of gebrek aan voedsel, moest er verhuisd worden; geen wonder dat er geen overblijfselen terug te vinden zijn. De provisorische hutten waren klein (jaha, pygmeeën) van bamboe en stro, De kinderopvang tijdens de jacht van pa en het huishoudelijke werk van ma was in een boomhut (ter bescherming tegen wilde beesten). De BaTwa vingen allerlei dieren met pijl en boog, speer en strikken, waarin zij, zo bleek uit diverse demonstraties, zeer behendig waren. Honing werd verzameld door bijen uit te roken met vuur dat je aanmaakt met twee houtjes. Allerlei tropische planten onderweg bleken eetbaar of een medicijn tegen allerlei kwalen, soms afgekeken van dieren die deze op dezelfde manier benutten. Men kende allerlei rituelen voor de begroetingen, de jacht en het eten, geboortes en overlijden, die gepaard gaan met zang, drums en dans.

Helaas leefden de afstammelingen van de drie zonen niet altijd in pais en vree, zowel BaTwa community’s onderling, als tussen die van Hutu’s en Tutsi’s. Een van de schuilplaatsen van de koning en veel van zijn onderdanen van de BaTwa’s, die we bezochten, bleek in een grote grot van de Mahavurungi vulkaan (oude uitgang van allerlei vulkanische gassen).
Het is de BaTwa’s niet goed vergaan in de afgelopen generaties: steeds meer bos is omgezet in landbouwgrond en sterker nog, de BaTwa’s zijn ten gunste van de Gorilla’s uit het overgebleven regenwoud van het Mgahingapark en ook uit andere bossen, c.q. parken rondom de 9 Virungu vulkanen, verdreven. De survival of the fittest kan raar uitpakken. Wij hebben een geslaagde dag gehad en hopen dat onze fees voor deze dag het leven van enkele BaTwa’s rondom het park hebben verlicht.

Gorilla tracking

En opeens sprong Liesbeth op. “Er zit iets in mijn broek, er kruipt iets door mijn broek en het bijt” Op zo’n moment worden alle fatsoensnormen opzij geschoven en hup de broek ging uit. Wat bleek, er waren een paar honderd bijtgrage mieren op weg naar boven. Zij had ongemerkt achter onze auto midden in een mierennest gestaan. En zij wilde alleen maar een kopje soep klaarmaken om van de inspanningen te bekomen.

Diezelfde ochtend waren wij tweetjes vertrokken vanaf het bezoekerscentrum van het Mgahinga Gorilla park met een gids, een bewaker en nog een onduidelijk persoon op weg naar een familie berggorilla’s die boven op de vulkaan wonen. Onderweg voegden zich hier ook nog twee trackers bij die ons naar de apen moesten leiden. De beesten blijven namelijk geen dag op dezelfde plaats. Na twee uur lopen en een paar honderd meter klimmen, werd ons verteld dat we mobieltjes uit moesten zetten en stil zijn, want we waren er bijna. Nou dat was geen woord te vroeg, want de eerste enorme aap rende al langs me. En dit was nog maar het kleintje, een “blackback” van 150 kilo. Verderop zaten drie “Silverbacks” die volgens de gids tot 400 kilo zwaar konden worden. Ik weet hun gewicht niet, maar ze waren enorm. In totaal bestond de familie uit 9 dieren, 3 volwassen mannetjes (“silverbacks”), 2 jonge mannetjes (“blackbacks”), 2 vrouwtjes en twee jonkies, jongetje en meisje.
Het is een heel aparte ervaring om op een paar meter van een familie berggorilla’s te zitten. Ondanks hun enorm imposante uiterlijk zien ze er heel menselijk uit. Ze spelen op de zelfde manier met de kleintjes als wij dat doen, de vrouwtjes stoeiden met elkaar zoals ook menselijke zussen dit zouden kunnen doen. Ook hun ogen zien er intelligent uit en zij observeren ons ook.
Wij hadden Mgahinga park speciaal uitgekozen omdat dit het enige park is waar je nog kort van tevoren kan boeken. Alle vergunningen in de andere parken worden opgekocht door reisorganisaties en wij maken hier geen kans. Mgahinga ligt op het drielandenpunt van Uganda, Rwanda en Congo en heeft maar één gorillafamilie die tussen die drie landen pendelt en op dit moment waren ze gelukkig voor ons in Uganda. Een jaar geleden waren ze teruggekomen vanuit Rwanda met een extra wijfje. Het tekort aan wijfjes was volgens de gids ook de reden dat ze naar Rwanda getrokken waren.

Het kopje soep was ook het laatste eigengemaakte eten. Daarna braken de hemelsluizen open. Het water kwam zes uur lang met bakken uit de lucht, onmogelijk om zelf te koken. Gelukkig had de campingbaas een hele uitgebreide menukaart waar we alles van mochten kiezen als het maar groente , rijst of spaghetti was en vlees had hij al helemaal niet. Toen het eten twee uur later arriveerde waren wij in staat om gebakken schoenzolen te eten. Overigens was de rekening voor twee dagen kamperen, een maaltijd met drank en koffie €7,50 pp. Hierna kropen wij verzadigd en gelukkig onder onze klamme dekens terwijl de regen op de tent roffelde, dromend van Rwanda, want daar wilden we de volgende dag naartoe

Pillen

Zakken vol kreeg Liesbeth, zo tegen de 50 pillen voor allerlei kwaaltjes en dat voor €12,50 inclusief dokters consult en een donatie aan het ziekenhuisje.
Liesbeth zat zich al een paar dagen te krabben en de bulten werden steeds groter en talrijker op haar lijf. Het werd tijd dat we medische hulp gingen zoeken. Betty, op wiens boerderij wij kampeerden verwees ons naar een bepaalde, volgens haar heel goede doktor, in Hoima in West Uganda.

Aangekomen bij de praktijk stond de arts al achter ons voor we ons bij de secretaresse konden aanmelden. Hij had gehoord dat er een paar witneuzen in zijn praktijk waren binnengekomen, iets wat niet vaak of misschien wel nooit voorkwam. De doktor was een goedgeklede maar vooral goedlachse man. Binnen vijf minuten had hij de diagnose gesteld en zoals later bleek, een juiste diagnose. Het was een allergie, waarschijnlijk tegen een bepaalde muggensoort. Maar om zeker te zijn gaf hij ons pillen mee tegen alle mogelijke oorzaken, als de ene niet hielp moest Liesbeth de volgende proberen, 50 in totaal. De eerste set hielp en zodoende hebben we er nog 45 over. Iemand geïnteresseerd in een ongebruikte wormenkuur? Ook een Prednison of antibiotica kuurtje hebben we in de aanbieding.

Landcruiser blues

Tot nu toe niets dan lof over onze landcruisers. Ze trekken ons door zandwoestijnen, wasborden, rotspartijen, glibberwegen en waterpartijen. Onze rijtechniek wordt ook beter en beter en we deinzen binnenkort nergens meer voor terug. Op dit moment zijn 50% van onze rijuren over onverharde wegen.

Toch heeft de oude Roadrunner (Ipo & Hennelies) intussen de nodige kopzorgen en garagebezoeken opgeleverd. De laatste in Fort Portal, Uganda. Nu pas blijkt dat alle eerdere reparaties (uitlaat lassen, ventilator en verschillende rammeltjes) tot nu symptoombestrijding zijn geweest van de gevolgen van de harde klap op een rots die we op de weg tussen Moyale en Marsabit in Kenia hebben gemaakt (helaas niet opgemerkt bij onze laatste Toyota beurt). De motor bleek intussen niet meer aan het chassis te zitten en lag intussen aan de voorkant 3 centimeter uit het midden… maar wel blijven rijden. Op de steile oprit van onze camping (>15%) in het vulkaangebied in de westelijke rift, bleek uit het luide bonken pas echt hoe los hij zat. In Nederland zou je met een reparatie aan het chassis in het vooruitzicht zeggen: einde oefening voor een 18 jaar oude auto met 400.000 + op de teller en verklaar je de auto total loss.

In Afrika blijken er gelukkig voor ons andere opties. Na een tip van een in Fort portal wonende Engelsman belandden we bij garage ‘Stitch en Sew’ van Mr John. De garage zag er als een dumpplaats voor ijzerwaren uit maar er werd hard gesleuteld aan allerlei auto’s, o.a. die van de Wildlife and Forrestry Authorities, die ook het nodige meegemaakt hadden. Na een korte blik onder de auto wist John te melden dat het recht krijgen van het chassis, het lassen van een van de motorsteunen en het recht zetten van de motor en het lassen van een stukje uitlaat een kolfje naar zijn hand was, 3 dagen zou duren en 225.000 USh (75 euro) zou gaan kosten. Later bleek dat de andere steun ook kapot was en kwam daar nog eens 80 euro bij, maar met de toezegging dat het in 1 dag klaar zou zijn.

Inderdaad konden we de volgende dag weer verder reizen met een auto die weer een snorrend geluid maakt. De dwarsbalk is met 10 ton platgemaakt en vastgezet, de motor zit weer op twee punten vast aan het chassis en in het midden van auto, zodat de ‘fan’ weer lustig kan ronddraaien zonder tegen de behuizing van de koeling te schuren.
Op naar de gorilla’s, (ba)twa’s, tutsi’s en hutu’s of … het volgende auto akkefietje ….??

maandag 8 november 2010

Watervallen

Uganda is bergachtig en nat. Dat bleek al op de weg ernaar toe, maar dat uit zich ook in allerlei wateren, die zich naar beneden storten.

De eerste camping in Uganda bood behalve een adembenemend uitzicht op de vlakten aan de voet van de Mount Elgon ook zicht op een van de drie Sipi watervallen. Met de lokale gids hebben we een prachtige tocht langs de watervallen gemaakt. Eigenlijk een wandeling langs paadjes door allerlei tuinen vol met bananen, koffie, suikerriet en allerlei groenten, waar de eigenaren aan het werk waren. Ook de waterval bleek een eigenaar te hebben, waaraan onze gids een deel van zijn fee kon afdragen. ‘s Avonds hebben we prima gegeten bij de dichtstbijzijnde Lodge a raison van 10 euro voor 4 man 3 gangen, inclusief bier en wijn, met als toetje een terugtocht naar de camping door het pikkedonker. Zo donker dat je letterlijk zomaar tegen iemand op kan lopen.

Een stukje verderop zijn de Buganji watervallen bij Jinja; dat zijn watervallen waarlangs het Nijlwater uit het Victoriameer komt zetten. Vanuit de Speke camping heb we een rafting tocht gemaakt, grade 5 en alles was gegarandeerd veilig, want we werden voorzien van zwemvesten, helmen en rondom de raft een aantal hulptroepen in kayaks. Dat klonk wel leuk, maar bleek echter niet misselijk te zijn. Hennelies bleef op de camping en heeft alleen de safety instructie kunnen meemaken, waaronder wat te doen als je in het water valt. De eerste twee stroomversnellingen, zeg maar watervallen, kwam dat erg goed van pas. Na hun lanceringen uit de boot hebben Liesbeth en Ipo uitgebreid de onderkant van de raft kunnen bestuderen en konden daarna geheel volgens de instructie weer aan boord gehesen worden. De rest van de tocht zijn we binnenboort gebleven, niet in de laatste plaats omdat we de laatste grade 6 waterval de ‘chicken’ route hebben gevolgd, dat wil zeggen een stukje lopen met de raft op je nek langs de waterval. Na een lange dag voldaan bij ons kampement, met uizicht op de eerste van de watervallen, gebarbecued. Een unieke plek, die met de bouw van een nieuwe dam in dit deel van de rivier, binnenkort qua moeilijkheidsgraad van grade 5 naar grade 1 terug gaat.
Via Kampala, waar de auto’s een kleine beurt kregen, zijn we naar Murchinson falls park afgereisd. Na een enigszins teleurstellende game drive (we zijn inderdaad verwend) hebben we tijdens boottochtje, dat voer langs ontelbare nijlpaarden en nijlkrokodillen, op een gepaste afstand de laatste grootste waterval voor lake Edward kunnen bewonderen. Na een nacht van tropisch onweer en regenval en de verse hipposporen rondom onze tenten de volgende dag, weten we nu ook waar al dat nijlwater en nijlpaarden vandaan komen.

Mount Elgon

De weg naar Uganda gaf ons de mogelijkheid om het Elgon game park te bezoeken. Zo gezegd , zo gedaan en gedurende een paar uurtjes lukte het ons om voor US$100 één aapje te zien, alle ander dieren roken ons van verre aankomen en verstopten zich tijdig in de bosjes. Maar dat ene aapje hebben we wel gezien door urenlang in 4-wheel drive door enorme modderpoelen te rossen. In een woord geweldig. De volgende dag gingen we echt verder naar Uganda en men had ons al gewaarschuwd dat de weg iets te wensen overliet. Dat was een understatement. Het was vergelijkbaar met een beginnend skiër op de zwarte piste. Eenmaal in beweging was er geen stoppen aan met een stuurwiel dat geen enkel effect meer had op de richting en een rem die er ook niet toe deed. Met de kaken op elkaar geklemd en een gezicht van afgrijzen hotsten en botsten wij door de ene diepe modderkuil na de andere. Onderweg kwamen wij alleen lopende fietsers, schuivende en glijdende brommers en vastzittende vrachtwagens tegen. Wij, Ipo en Frus, stapten regelmatig uit de auto om de situatie te kunnen evalueren met een grijns van oor tot oor. De Keniaanse grensovergang was een doetje, no problem, en toen waren we in Uganda. Vanuit een klein gebouwtje in de verte wenkte ons een vriendelijk meisje. Wij wenkten even vriendelijk terug en wilden onze weg vervolgen. Toen het meisje met wat meer nadruk begon te wuiven vonden wij het nodig om de zaak wat dieper te onderzoeken en jawel, zij was een immigration officer. Haar kantoor leek een beetje op een knus hutje op de heide. Dat knusse ging er onmiddellijk vanaf toen zij om vier maal US$50 begon te vragen voor een visum. Op de vraag of wij ook groepskorting konden krijgen keek zij op een meewarige wijze naar me zoals alleen vrouwen dat kunnen. Na deze onvrijwillige bijdrage aan het Ugandese ambtenarenfonds en met een ferm “Welcome to Uganda”mochten wij onze weg vervolgen naar de douane om onze auto in te klaren. Ergens in dit vervloekte dorp moest deze man zich bevinden. We hebben een aantal willekeurige deuren geopend tot we bij een hokje twee mannetjes heel genoeglijk de krant zagen lezen. Toen wisten we zeker dat we gearriveerd waren. Het ene mannetje had al gauw genoeg van ons en ging buiten wandelen. De ander vulde heel geconcentreerd allerlei belangrijke gegevens in, zoals kleur van de auto etc., op allerlei formuliertjes totdat zich een crisis van ongekende omvang voordeed. Een bepaald essentieel formulier bleek onvindbaar. Het tweede mannetje werd er bij gehaald en met vereende krachten werd onder “ACCOUNTS 2006” in een grijze enveloppe het juiste stuk papier gevonden. Een zucht van verlichting ging door de zaal. Een tweede crisis ontstond toen de nietmachine niet gelokaliseerd kon worden. Op onze opmerking dat we het nietje er wel bij zouden denken werd met zo’n ambtelijk afgrijzen gereageerd dat wij geen grapjes meer durfden te maken. Na wederom een bijdrage aan de Ugandese ambtenarij mochten we verder. De douaneman had ons overigens wel verteld dat we niet moesten verwachten dat de kwaliteit van de wegen in Noord-Uganda even goed was als in Kenia. Even speelden wij nog met het idee dat we het niet goed verstaan hadden maar na een aantal uren met een gemiddelde snelheid van onder de 10 km/h, wisten we dat hier geen woord van was gelogen. We hebben in de Landcruisers versnellingen moeten gebruiken waarvan ik niet eens wist dat ik ze had. We zijn door kuilen gereden waarin een nijlpaard zich had kunnen verstoppen en over hard rock ontsluitingen recht omhoog gehobbeld.Een heel positief bijverschijnsel was dat wij bijzonder geliefd waren in dit deel van Uganda. Hele scholen met honderden scholieren liepen uit om ons toe te wuiven. Liesbeth en Hennelies hadden beiden aan het eind dezelfde stupide grijns op hun gezicht als koningin Beatrix en zwaaiden met hetzelfde lamme armpje als de paus. Je kunt ook teveel van een goed ding hebben.Uiteindelijk na dubbel de geprognosticeerde uren hadden we Mount Elgon gerond en ,kwamen we uit waar we wilden zijn, namelijk op Mozes campsite bij de Sipi watervallen. De campsite was in één woord geweldig, er waren toiletten en douchezakken en een onvergetelijke view. Een paar meter voor de auto’s waren de haken voor het abseilen, dus het was wel zaak om bij het nachtelijke toilet bezoek wel de goede kant op te lopen.