zaterdag 25 december 2010
Impassable
Het was onverdraaglijk voor Ipo en Frus om te moeten accepteren dat de weg naar Petauke “impassable” oftewel onpasseerbaar was. Vooral nadat we net hadden moeten accepteren dat een grote baboon met blauwe ballen onze tafel omver sprong en er met het brood vandoor ging. Liesbeth had nog met gevaar voor eigen leven de zak vastgehouden, maar de aap trok zo hard dat hij scheurde. Ondertussen waren er tien andere apen bijgekomen en dus was er geen houden meer aan.
Laat ik bij het begin beginnen. We bevonden ons op een camping genaamd “Flat Dogs”in het South Luangwa park in Zambia. Dit park is vooral bekend voor de nijlpaarden en kuddes olifanten. De nijlpaarden kwamen inderdaad tegen de avond uit de rivier en liepen dwars door de camping. De olifanten zagen we toen Ipo met de auto er bijna tegen aan reed. Het is nog maar de vraag wie harder schrok, hij of de olifant. In ieder geval was de olifant het er niet mee eens want hij liep hard trompetterend weg en Ipo dacht dat een extra dotje gas wel op zijn plaats was. Onze supertracker Hennelies had ook nog een roedel leeuwen ontdekt, gelukkig een eindje verwijderd van het kamp.
Eten was in Flat Dogs bijzonder stressvol. Permanent zaten er een tiental apen rond onze tafel, die zich met twee handelingen bezig hielden, jatten van eten en schijten, bij voorkeur boven op de auto, Omdat apen op mensen lijken resulteerde dit in een penetrante volle-luier lucht rond onze tent.
South Luangwa wilden we verlaten via de kortste weg op de kaart, een onverharde weg. De Italiaanse kamp manager noemde hem impassable, maar zoals we allen weten houden Italianen van overdrijven. Om een uur of acht vertrokken we.
De eerste tien kilometer gaven toch nog wat opwinding omdat er vlak voor ons een grote kudde olifanten de weg overstak. Toen het laatste kleine baby olifantje gepasseerd was wilde ik doorrijden. Gelukkig had Liesbeth de film de Leeuwenkoning gezien en wist dat de laatste nooit een kleintje is. En inderdaad, na een paar minuten wachten kwam er nog een enorme knoepert langs met van die grote slagtanden. Helaas wordt er in deLeeuwenkoning niet gerept over de slome olifant en zodoende kwamen wij toch nog met de auto tussen knoepert en sloompie terecht.
De weg was passeerbaar maar het had niet veel gescheeld. Een aantal keren hebben we omwegen moeten zoeken omdat de hoofdweg weggeslagen was. Ook grote stukken water moesten we oversteken en we zijn vele keren de weg kwijtgeraakt omdat hij gewoon niet meer zichtbaar was. De laatste 100 km hebben we voor ambulance gespeeld en een mevrouw met een ziek kind en haar man meegenomen. De vrouw en kind waren zo ziek dat Liesbeth het nodig vond om zelf achterin te gaan zitten. Acht uur hadden we nodig om in Petauke te geraken maar de Italiaan had het mis.
Laat ik bij het begin beginnen. We bevonden ons op een camping genaamd “Flat Dogs”in het South Luangwa park in Zambia. Dit park is vooral bekend voor de nijlpaarden en kuddes olifanten. De nijlpaarden kwamen inderdaad tegen de avond uit de rivier en liepen dwars door de camping. De olifanten zagen we toen Ipo met de auto er bijna tegen aan reed. Het is nog maar de vraag wie harder schrok, hij of de olifant. In ieder geval was de olifant het er niet mee eens want hij liep hard trompetterend weg en Ipo dacht dat een extra dotje gas wel op zijn plaats was. Onze supertracker Hennelies had ook nog een roedel leeuwen ontdekt, gelukkig een eindje verwijderd van het kamp.
Eten was in Flat Dogs bijzonder stressvol. Permanent zaten er een tiental apen rond onze tafel, die zich met twee handelingen bezig hielden, jatten van eten en schijten, bij voorkeur boven op de auto, Omdat apen op mensen lijken resulteerde dit in een penetrante volle-luier lucht rond onze tent.
South Luangwa wilden we verlaten via de kortste weg op de kaart, een onverharde weg. De Italiaanse kamp manager noemde hem impassable, maar zoals we allen weten houden Italianen van overdrijven. Om een uur of acht vertrokken we.
De eerste tien kilometer gaven toch nog wat opwinding omdat er vlak voor ons een grote kudde olifanten de weg overstak. Toen het laatste kleine baby olifantje gepasseerd was wilde ik doorrijden. Gelukkig had Liesbeth de film de Leeuwenkoning gezien en wist dat de laatste nooit een kleintje is. En inderdaad, na een paar minuten wachten kwam er nog een enorme knoepert langs met van die grote slagtanden. Helaas wordt er in deLeeuwenkoning niet gerept over de slome olifant en zodoende kwamen wij toch nog met de auto tussen knoepert en sloompie terecht.
De weg was passeerbaar maar het had niet veel gescheeld. Een aantal keren hebben we omwegen moeten zoeken omdat de hoofdweg weggeslagen was. Ook grote stukken water moesten we oversteken en we zijn vele keren de weg kwijtgeraakt omdat hij gewoon niet meer zichtbaar was. De laatste 100 km hebben we voor ambulance gespeeld en een mevrouw met een ziek kind en haar man meegenomen. De vrouw en kind waren zo ziek dat Liesbeth het nodig vond om zelf achterin te gaan zitten. Acht uur hadden we nodig om in Petauke te geraken maar de Italiaan had het mis.
dinsdag 21 december 2010
Lake Malawi
Nu de beslissing was gevallen om Mozambique over te slaan is er extra veel tijd om Malawi te bezoeken. Dat hebben we dan ook uitgebreid gedaan: 5 kampeerplaatsen aan het meer in Chitembe beach, Nkatah Bay, Kande beach, Senga beach en last but not least cape MacLear. Het water is prachtig blauw, de stranden goudgeel als de zon schijnt, de bevolking is aardig en tegen de hier en daar voorkomende bilharzia schijnt een middeltje te zijn, waarvan we de bijverschijnselen nog niet kennen. Kortom een prima vakantieplek voor ons dus…
De meeste campings aan het meer zijn goed uitgerust voor ‘overlanders’: groepen jongelui en oudere jongeren, die per truck van hotspot naar hotspot vervoerd worden; kortom primitief reizen en kamperen, maar wel met kok en een goed sightseeing programma. Soms wordt het wat druk als ze tegelijkertijd arriveren (feestje..). Gelukkig hebben wij dat maar 1 keer meegemaakt.
Intussen is de regentijd voorzichtig aan begonnen. Tussen de zonnige perioden valt er regelmatig een tropische hoosbui. In Senga bay hebben we op de verjaardag van Frus 35 cm in 2 uur gemeten, bijna de helft van de jaarlijkse neerslag in Nederland. Die bui ging zo tekeer dat de camping binnen no time veranderde in snelstromende beken, die alles met zich meenemen; zo ook bijna met de tuinstoel van Frus die net voor zijn verjaardag zo leuk versierd was. Met gevaar voor eigen leven heeft hij het meubilair in veiligheid weten te brengen.
Gelukkig was het er de rest van de dagen prima weer en hebben we ons aangenaam kunnen verpozen op de verschillende stranden tussen de visserij- en wasserijbedrijvigheid van de Malawis. Bovendien hebben we ons verder bekwaamd in het zoetwater snorkelen en het verorberen van vers geBBQde Okwomo vis.
De meeste campings aan het meer zijn goed uitgerust voor ‘overlanders’: groepen jongelui en oudere jongeren, die per truck van hotspot naar hotspot vervoerd worden; kortom primitief reizen en kamperen, maar wel met kok en een goed sightseeing programma. Soms wordt het wat druk als ze tegelijkertijd arriveren (feestje..). Gelukkig hebben wij dat maar 1 keer meegemaakt.
Intussen is de regentijd voorzichtig aan begonnen. Tussen de zonnige perioden valt er regelmatig een tropische hoosbui. In Senga bay hebben we op de verjaardag van Frus 35 cm in 2 uur gemeten, bijna de helft van de jaarlijkse neerslag in Nederland. Die bui ging zo tekeer dat de camping binnen no time veranderde in snelstromende beken, die alles met zich meenemen; zo ook bijna met de tuinstoel van Frus die net voor zijn verjaardag zo leuk versierd was. Met gevaar voor eigen leven heeft hij het meubilair in veiligheid weten te brengen.
Gelukkig was het er de rest van de dagen prima weer en hebben we ons aangenaam kunnen verpozen op de verschillende stranden tussen de visserij- en wasserijbedrijvigheid van de Malawis. Bovendien hebben we ons verder bekwaamd in het zoetwater snorkelen en het verorberen van vers geBBQde Okwomo vis.
zondag 12 december 2010
Tse tse
Naar Malawi gaan de meeste mensen voor een strandvakantie. Het Malawi meer is zo’n 500 km lang met prachtige stranden. Het water is zoet en zo’n 25 graden warm, fantastisch dus. Maar Malawi heeft ook een aantal mooie parken en een van die parken met de onuitsprekelijke naam Vwaza park werd het best bewaarde geheim van Malawi genoemd.
Omdat sommigen onder ons vonden dat we te lui en te vadsig werden van het vele liggen op de fantastische stranden en het nuttigen van de nodige Kuche-Kuche biertjes werd met algemene stemmen besloten om Vwaza met een bezoek te vereren. Er zouden onder anderen hele kuddes olifanten en nijlpaarden te bezichtigen zijn afgewisseld met groepen uitzonderlijk agressieve buffels.
Welnu twee uur later en na zo’n 100 km door het park gereden te hebben was de oogst beperkt tot 2 hertjes. We zouden meer dieren gezien hebben in het Geuldal in Limburg. Wat we wel gezien hadden waren Tse-tse vliegen, een soort steekvlieg maar dan erger, veel erger. Voor we de ramen dicht konden draaien waren er al een tiental binnen. Het gevecht begon onmiddellijk. De tactiek van de Tse-tse’s was om je tenen aan te vallen wetende dat de bestuurder de voet niet van de gaspedaal kon halen. De concentratie had dan ook zwaar te lijden, vandaar dat we die diepe geul met 50 km/h over het hoofd zagen. Gelukkig hadden wij een plafond in onze auto waardoor wij konden terug stuiteren. Het voordeel was dat we even de pijn in onze tenen vergaten.
De auto van Ipo en Hennelies zag er ondertussen van buiten uit als een Turks bad, zij moesten de gevechten leveren met de ramen dicht en een kapotte airconditioning. De gedode vliegen werden overigens onmiddellijk vervangen door vriendjes die via de luchtroosters binnenkwamen.
Na twee uur zag de auto er van binnen uit als een slagveld met tientallen vliegen lijken en overal bloedvlekken tegen de ruiten, merendeels mensenbloed. We besloten dat dit wel weer genoeg opwinding was voor de dag en gingen maar weer gauw terug naar ons strand met de lekkere Kuche-Kuche biertjes.
Omdat sommigen onder ons vonden dat we te lui en te vadsig werden van het vele liggen op de fantastische stranden en het nuttigen van de nodige Kuche-Kuche biertjes werd met algemene stemmen besloten om Vwaza met een bezoek te vereren. Er zouden onder anderen hele kuddes olifanten en nijlpaarden te bezichtigen zijn afgewisseld met groepen uitzonderlijk agressieve buffels.
Welnu twee uur later en na zo’n 100 km door het park gereden te hebben was de oogst beperkt tot 2 hertjes. We zouden meer dieren gezien hebben in het Geuldal in Limburg. Wat we wel gezien hadden waren Tse-tse vliegen, een soort steekvlieg maar dan erger, veel erger. Voor we de ramen dicht konden draaien waren er al een tiental binnen. Het gevecht begon onmiddellijk. De tactiek van de Tse-tse’s was om je tenen aan te vallen wetende dat de bestuurder de voet niet van de gaspedaal kon halen. De concentratie had dan ook zwaar te lijden, vandaar dat we die diepe geul met 50 km/h over het hoofd zagen. Gelukkig hadden wij een plafond in onze auto waardoor wij konden terug stuiteren. Het voordeel was dat we even de pijn in onze tenen vergaten.
De auto van Ipo en Hennelies zag er ondertussen van buiten uit als een Turks bad, zij moesten de gevechten leveren met de ramen dicht en een kapotte airconditioning. De gedode vliegen werden overigens onmiddellijk vervangen door vriendjes die via de luchtroosters binnenkwamen.
Na twee uur zag de auto er van binnen uit als een slagveld met tientallen vliegen lijken en overal bloedvlekken tegen de ruiten, merendeels mensenbloed. We besloten dat dit wel weer genoeg opwinding was voor de dag en gingen maar weer gauw terug naar ons strand met de lekkere Kuche-Kuche biertjes.
Shoppen in Irunga
Het leven op reis betekent ook elke dag aan eten zien te komen, liefst vers als het effe kan. De markt van Irunga is een mooie aanleiding om hier iets over te melden.
Ons shopritme bestaat uit eenmaal per week in een grote stad (Kampala, Kigali, Arusha, etc.) westerse niet bederfelijke etenswaren inslaan bij de Nakumatt, Shoprite, Metrosupermarkten. De prijzen in deze supermarkten vallen altijd tegen. Waarschijnlijk omdat we te veel exotische producten kopen, zoals Gouda kaas – gemaakt in het desbetreffende land en zuid afrikaanse wijnen. De verse spullen, zoals brood, groenten en fruit worden langs de weg aangeschaft of op de markten van de kleinere dorpen en steden. Dat valt niet altijd mee. Vaak zijn er langs de weg alleen uien, yam, tomaten, mango’s en eieren te scoren. Op de markten is het niet altijd beter. Vlees is weer een ander verhaal. We zijn hiermee zo voorzichtig, dat we zijn nog net niet vegetariërs zijn. Een uitzondering is de grote markt in Irunga waar we op onze route van Tanzania naar Malawi langs komen (in Irunga komen we overigens ook onze Ierse vrienden uit Wadi Halfa weer tegen).
Uiteraard kan er bij in noodgevallen en bij feestelijke gelegenheden altijd nog uit gegeten worden. Dat varieert dan tussen het niet kunnen kiezen, want er is maar 1 gerecht, tot een heerlijke 3 gangen menu met wijn.
Het aankoopbeleid en de creativiteit in de keuken hebben er in ieder geval tot nu toe voor gezorgd dat geen van ons noemenswaardige darmklachten of erger opgelopen heeft.
Ons shopritme bestaat uit eenmaal per week in een grote stad (Kampala, Kigali, Arusha, etc.) westerse niet bederfelijke etenswaren inslaan bij de Nakumatt, Shoprite, Metrosupermarkten. De prijzen in deze supermarkten vallen altijd tegen. Waarschijnlijk omdat we te veel exotische producten kopen, zoals Gouda kaas – gemaakt in het desbetreffende land en zuid afrikaanse wijnen. De verse spullen, zoals brood, groenten en fruit worden langs de weg aangeschaft of op de markten van de kleinere dorpen en steden. Dat valt niet altijd mee. Vaak zijn er langs de weg alleen uien, yam, tomaten, mango’s en eieren te scoren. Op de markten is het niet altijd beter. Vlees is weer een ander verhaal. We zijn hiermee zo voorzichtig, dat we zijn nog net niet vegetariërs zijn. Een uitzondering is de grote markt in Irunga waar we op onze route van Tanzania naar Malawi langs komen (in Irunga komen we overigens ook onze Ierse vrienden uit Wadi Halfa weer tegen).
Uiteraard kan er bij in noodgevallen en bij feestelijke gelegenheden altijd nog uit gegeten worden. Dat varieert dan tussen het niet kunnen kiezen, want er is maar 1 gerecht, tot een heerlijke 3 gangen menu met wijn.
Het aankoopbeleid en de creativiteit in de keuken hebben er in ieder geval tot nu toe voor gezorgd dat geen van ons noemenswaardige darmklachten of erger opgelopen heeft.
Pangani Beach
Na 4 maanden zijn we bij de warme Indische Oceaan aangekomen. De verzamelde email en internetinformatie (bij deze met name onze dank aan o.a. mevrouw Vincent, Pit en Git en anderen die ons voorgingen) brengt ons bij een prachtig oord. Peponi Beach Resort: een bounty strand, warme zee met zwembad, palmen, uitzicht vanuit de daktent over de zee en weinig muskieten. Na al die ‘kou’ in de hooglanden (15-25 graden) is het tijd om wat te snorkelen en bruin te worden dus.
Het is een prachtige dag als we met de dhow van de camping naar het rif voor de kust zeilen, waar de meest prachtige koralen en vissen in alle kleuren van de regenboog te vinden zijn. Het aanmonsteren is wat onwennig als je over een verdronken rif moeten lopen met je blote voeten, maar als we eenmaal in de dhow zitten is het genieten met een tiental andere geluksvogels.
Het duiken met bril, snorkel en vinnen is een kolfje naar de hand voor Frus en Liesbeth als ervaren duikers, maar ook Hennelies en Ipo verleggen hun grenzen onder water. Het water is gelukkig helder op zee en we zien prachtige koralen, zeesterren en –egels en vissen. Na deze vermoeiende bezigheid is het verplicht uitrusten op een onbewoond zandeiland omringd door de turkooizen zee. Na de terugtocht over de ietwat ruwere zee is het ’s avonds aan de wal ook weer heerlijk toeven, drinken en eten (‘champagne’ ter ere van de verjaardag van Lies). We besluiten een extra dagje Peponi in te lassen omdat we toch nog niet bruin genoeg geworden zijn.
Het is wel jammer dat we moeten afzien van de ongetwijfeld even fantastische stranden en snorkelparadijzen verder zuidwaarts, omdat de veerboot tussen Tanzania en Mozambique ongeveer 3 jaar geleden is gezonken en er is nog geen nieuwe boot. Je moet 400 km omrijden. Bovendien is er geen visa aan deze grens verkrijgbaar.
Besloten wordt Mozambique te laten voor wat het is en direct door te rijden naar Malawi.
Het is een prachtige dag als we met de dhow van de camping naar het rif voor de kust zeilen, waar de meest prachtige koralen en vissen in alle kleuren van de regenboog te vinden zijn. Het aanmonsteren is wat onwennig als je over een verdronken rif moeten lopen met je blote voeten, maar als we eenmaal in de dhow zitten is het genieten met een tiental andere geluksvogels.
Het duiken met bril, snorkel en vinnen is een kolfje naar de hand voor Frus en Liesbeth als ervaren duikers, maar ook Hennelies en Ipo verleggen hun grenzen onder water. Het water is gelukkig helder op zee en we zien prachtige koralen, zeesterren en –egels en vissen. Na deze vermoeiende bezigheid is het verplicht uitrusten op een onbewoond zandeiland omringd door de turkooizen zee. Na de terugtocht over de ietwat ruwere zee is het ’s avonds aan de wal ook weer heerlijk toeven, drinken en eten (‘champagne’ ter ere van de verjaardag van Lies). We besluiten een extra dagje Peponi in te lassen omdat we toch nog niet bruin genoeg geworden zijn.
Het is wel jammer dat we moeten afzien van de ongetwijfeld even fantastische stranden en snorkelparadijzen verder zuidwaarts, omdat de veerboot tussen Tanzania en Mozambique ongeveer 3 jaar geleden is gezonken en er is nog geen nieuwe boot. Je moet 400 km omrijden. Bovendien is er geen visa aan deze grens verkrijgbaar.
Besloten wordt Mozambique te laten voor wat het is en direct door te rijden naar Malawi.
zondag 5 december 2010
Een hachelijk moment
Als de auto niet start is dat altijd vervelend, soms is het erg, maar heel af en toe is het een regelrechte catastrofe. Dit moment viel in de laatste categorie. Ipo en Hennelies hadden net een paar prachtige foto’s gemaakt van een leeuwenpaar op enkele meters afstand van de auto.
Het werd even heel stil, binnen en buiten de auto, toen het contact sleuteltje werd omgedraaid. Wat nu !! De oplossing was dat Frus en Liesbeth hun auto zo gedraaid hebben dat de leeuwen in de gaten gehouden konden worden en er bij de geringste beweging alarm geslagen kon worden. Ipo is toen met rode koontjes en knikkende knieën onder de motorkap gedoken. Gelukkig werd het euvel snel gevonden en razend snel provisorisch gerepareerd. Nog even kijken of de kust veilig is en dan met een enorme sprong in de veilige auto. De opluchting is van beider gezichten af te lezen.
Overigens had Ipo zich helemaal geen zorgen hoeven te maken over de leeuwen, die hadden heel andere dingen aan hun kop.
Het werd even heel stil, binnen en buiten de auto, toen het contact sleuteltje werd omgedraaid. Wat nu !! De oplossing was dat Frus en Liesbeth hun auto zo gedraaid hebben dat de leeuwen in de gaten gehouden konden worden en er bij de geringste beweging alarm geslagen kon worden. Ipo is toen met rode koontjes en knikkende knieën onder de motorkap gedoken. Gelukkig werd het euvel snel gevonden en razend snel provisorisch gerepareerd. Nog even kijken of de kust veilig is en dan met een enorme sprong in de veilige auto. De opluchting is van beider gezichten af te lezen.
Overigens had Ipo zich helemaal geen zorgen hoeven te maken over de leeuwen, die hadden heel andere dingen aan hun kop.
Serengeti – Tanzania
Om de een of andere reden verheugd verlaten we na een week Rwanda. Alhoewel het een heel mooi land is, waren de mensen toch niet zo uitgelaten en vriendelijk als elders. De verhalen die we in Rwanda van zowel Rwandezen als Europeanen hoorden hebben ons ertoe gebracht om Burundi over te slaan. Er is daar nog steeds een oorlog aan de gang tussen Hutu’s en Tutsi’s waardoor bepaalde gebieden gevaarlijk zijn. De wildparken zijn er leeg en Bujumburu, de hoofdstad is een dump want het heeft al twintig jaar geen nieuwe investeringen meer gezien. We besloten door te gaan naar Tanzania
Een paar kilometer over de grens met Tanzania vonden we een verborgen plekje om te overnachten. Maar zoals overal in Afrika, er zijn altijd mensen die je gezien hebben en ook hier stonden na 10 minuten een hele kudde kinderen ons te bekijken. Gelukkig werd het snel donker en gingen ze naar huis, maar we hoefden niet te vrezen, om zeven uur ’s morgens waren ze er weer. Ons doel was het wereldberoemde wildpark, de Serengeti, dat we wilden binnenrijden via de west-ingang.
Er zijn bijna geen woorden om de Serengeti te beschrijven, de hoeveelheden wild zijn werkelijk gigantisch. Behalve neushoorns die hier in een apart gebied geteeld worden hebben we alles gezien en vele diersoorten in enorm kuddes. We hadden het geluk dat de gnoe- en zebra migratie weer op gang was. De gnoes en zebra’s pendelen tussen de Massai Mara in Kenia en de Serengeti in Tanzania. Een miljoen beesten zijn dan op weg en wij reden met onze auto’s door deze kuddes rond. Het zag er letterlijk zwart-wit van de zebra’s en gnoes met daartussendoor kuddes olifanten en groepen giraffen. Ook leeuwen hebben we gezien, alhoewel in lichtelijk compromitterende omstandigheden, maar daarover meer in het volgende verhaal.
Dit alles is natuurlijk niet gratis, wij betaalden voor ons viertjes US$ 400 per dag. Het park is ook nog eens zo groot dat je het niet in een dag kunt oversteken. Men verlaat de Serengeti meestal via het Ngorogoro park (nogmaals US$400). Als je de dieren hier wilt zien zul je de Ngorogoro krater in moeten en jawel kassa, nogmaals US$400 voor ons groepje, alles per dag natuurlijk. Aangezien wij al heel wat parken gezien hadden en nog zien wilden, besloten we om via een grote omweg het Ngorogoro gebied te omzeilen. Dit was mogelijk via de Serengeti Kleins-gate die maar door heel weinig mensen gebruikt wordt, omdat de wegen verschrikkelijk slecht zijn. Dit had voor ons het additionele voordeel dat we dwars door bijna niet bezocht Masai gebied zouden trekken en aan het eind zouden we uitkomen bij Lake Natron met de enige nog werkende vulkaan in Afrika. Hij is namelijk nog in 2007 uitgebarsten.
Op weg naar Kleins gate hadden Frus en Liesbeth nog een klein incidentje met een cheeta, die bijna onder de auto rende. Helaas zat Liesbeth van de zenuwen zo te klungelen met de fotocamera dat het bewijs niet geleverd kan worden. Ook de laatste camping voor Kleins gate was niet echt goed voor een ongestoorde nachtrust. Een stelletje wilde buffels vond het nodig rond onze tent te schijten. Het was maar goed dat onze tenten boven op de auto stonden.
Vanaf de gate reden we inderdaad over een hele slechte weg door kleine Masai dorpjes, waar het merendeel van de mensen nog in traditionele klederdracht lopen. Helaas werd fotograferen hier niet gewaardeerd. Na vijf uur hobbelen zagen we Lake Natron liggen. We konden toen niet bevroeden dat we nog twee uur over de laatste 20 kilometer zouden doen. Onderweg hebben we nog gereedschap uitgeleend aan de chauffeur van een busje wiens motor op een alarmerende wijze olie verloor. De passagiers zaten uitgeteld in de hitte langs de kant. De vertraging maakte ze niet veel uit, er was toch maar één bus per week. Uiteindelijk aangekomen bij het meer vonden we een mooie camping gerund door een Nederlandse student van de Hotelschool in Den Haag. Hij was hier op stage en de echte manager, ook Nederlander, was er niet.
Twee dagen later gingen we weer verder en nu net ten oosten van het Ngorogoro gebied. Ook hier weer vele magnifieke vergezichten op de vulkanen en ritten door prachtige traditionele Masai dorpjes. Maar de dorpelingen zijn niet gek, rechts van de weg in Ngorogoro wordt flink verdient aan de toeristen en links van de weg waar zij wonen is er niets. Ze hebben er wat op gevonden. Een buitenlander, wij dus, mag de weg door het dorp alleen onder betaling gebruiken. Onnodig te vermelden dat er maar één weg is. En omdat alle buitenlanders miljonair zijn, wordt er flink uitgehaald. De eerste slagboom kwamen we pas voorbij na betaling van US$60. We hebben gepraat als brugman, maar het mocht niet baten. Ander dorpjes vonden dit een geweldig idee en zodoende hebben we nog twee keer de portemonnee moeten trekken. Uiteindelijk hebben we uitgerekend dat we praktisch niets bespaard hebben met onze detour. Maar we hebben wel een gebied en een samenleving gezien die niet veel anderen bezoeken.
Een paar kilometer over de grens met Tanzania vonden we een verborgen plekje om te overnachten. Maar zoals overal in Afrika, er zijn altijd mensen die je gezien hebben en ook hier stonden na 10 minuten een hele kudde kinderen ons te bekijken. Gelukkig werd het snel donker en gingen ze naar huis, maar we hoefden niet te vrezen, om zeven uur ’s morgens waren ze er weer. Ons doel was het wereldberoemde wildpark, de Serengeti, dat we wilden binnenrijden via de west-ingang.
Er zijn bijna geen woorden om de Serengeti te beschrijven, de hoeveelheden wild zijn werkelijk gigantisch. Behalve neushoorns die hier in een apart gebied geteeld worden hebben we alles gezien en vele diersoorten in enorm kuddes. We hadden het geluk dat de gnoe- en zebra migratie weer op gang was. De gnoes en zebra’s pendelen tussen de Massai Mara in Kenia en de Serengeti in Tanzania. Een miljoen beesten zijn dan op weg en wij reden met onze auto’s door deze kuddes rond. Het zag er letterlijk zwart-wit van de zebra’s en gnoes met daartussendoor kuddes olifanten en groepen giraffen. Ook leeuwen hebben we gezien, alhoewel in lichtelijk compromitterende omstandigheden, maar daarover meer in het volgende verhaal.
Dit alles is natuurlijk niet gratis, wij betaalden voor ons viertjes US$ 400 per dag. Het park is ook nog eens zo groot dat je het niet in een dag kunt oversteken. Men verlaat de Serengeti meestal via het Ngorogoro park (nogmaals US$400). Als je de dieren hier wilt zien zul je de Ngorogoro krater in moeten en jawel kassa, nogmaals US$400 voor ons groepje, alles per dag natuurlijk. Aangezien wij al heel wat parken gezien hadden en nog zien wilden, besloten we om via een grote omweg het Ngorogoro gebied te omzeilen. Dit was mogelijk via de Serengeti Kleins-gate die maar door heel weinig mensen gebruikt wordt, omdat de wegen verschrikkelijk slecht zijn. Dit had voor ons het additionele voordeel dat we dwars door bijna niet bezocht Masai gebied zouden trekken en aan het eind zouden we uitkomen bij Lake Natron met de enige nog werkende vulkaan in Afrika. Hij is namelijk nog in 2007 uitgebarsten.
Op weg naar Kleins gate hadden Frus en Liesbeth nog een klein incidentje met een cheeta, die bijna onder de auto rende. Helaas zat Liesbeth van de zenuwen zo te klungelen met de fotocamera dat het bewijs niet geleverd kan worden. Ook de laatste camping voor Kleins gate was niet echt goed voor een ongestoorde nachtrust. Een stelletje wilde buffels vond het nodig rond onze tent te schijten. Het was maar goed dat onze tenten boven op de auto stonden.
Vanaf de gate reden we inderdaad over een hele slechte weg door kleine Masai dorpjes, waar het merendeel van de mensen nog in traditionele klederdracht lopen. Helaas werd fotograferen hier niet gewaardeerd. Na vijf uur hobbelen zagen we Lake Natron liggen. We konden toen niet bevroeden dat we nog twee uur over de laatste 20 kilometer zouden doen. Onderweg hebben we nog gereedschap uitgeleend aan de chauffeur van een busje wiens motor op een alarmerende wijze olie verloor. De passagiers zaten uitgeteld in de hitte langs de kant. De vertraging maakte ze niet veel uit, er was toch maar één bus per week. Uiteindelijk aangekomen bij het meer vonden we een mooie camping gerund door een Nederlandse student van de Hotelschool in Den Haag. Hij was hier op stage en de echte manager, ook Nederlander, was er niet.
Twee dagen later gingen we weer verder en nu net ten oosten van het Ngorogoro gebied. Ook hier weer vele magnifieke vergezichten op de vulkanen en ritten door prachtige traditionele Masai dorpjes. Maar de dorpelingen zijn niet gek, rechts van de weg in Ngorogoro wordt flink verdient aan de toeristen en links van de weg waar zij wonen is er niets. Ze hebben er wat op gevonden. Een buitenlander, wij dus, mag de weg door het dorp alleen onder betaling gebruiken. Onnodig te vermelden dat er maar één weg is. En omdat alle buitenlanders miljonair zijn, wordt er flink uitgehaald. De eerste slagboom kwamen we pas voorbij na betaling van US$60. We hebben gepraat als brugman, maar het mocht niet baten. Ander dorpjes vonden dit een geweldig idee en zodoende hebben we nog twee keer de portemonnee moeten trekken. Uiteindelijk hebben we uitgerekend dat we praktisch niets bespaard hebben met onze detour. Maar we hebben wel een gebied en een samenleving gezien die niet veel anderen bezoeken.
Tropisch regenwoud
Rwanda heeft toeristen het nodige te bieden: meren, tropische landbouw op terrassen, regenwouden en prachtige uitzichten. Alles is groen in de kleine regentijd. We hebben ons vizier gericht op de regenwouden op de grens met Burundi en DR Congo, waar het, als we de verhalen moeten geloven, stikt van de apensoorten (chimpansees, colobussen, baboons en andere monkeys).
De tocht erheen is prachtig, behalve dat het toch wel 7 uur rijden is, waarvan de laatste 2 uur door het dichte bos, waar we behalve 1 aap niets en niemand tegenkomen. Bij de ingang van het park blijkt dat we, naast de hoge entree voor het bos, 50 $/pp moeten betalen voor een kampeerplek zonder voorzieningen. We besluiten door te rijden naar een goedkoper guest house net buiten het park; die is natuurlijk wel behoorlijk vol. De rest van de avond regent het (tja regenwoud…).
De volgende dag maken we met gids een prijzige (50 $/pp) wandeltocht naar en door het tropische bos. Een deel van het bos is namelijk al gekapt en heeft plaatsgemaakt voor theeplantages voor de export en eucalyptusbossen voor de energie- en bouwmaterialen voorziening. In het regenwoud is het groen, groener groenst. De bomen, struiken, planten groeien over elkaar heen. Ook zien we alle kamerplanten, die je in Nederland kan vonden, in het wild. Maar apen ………… ho maar, die zie je in zo’n bos niet zomaar. Zeker niet de soorten, die zich boven in de bomen ophouden, zoals de chimpansees. En wanneer je niet extra geld hebt neergeteld om een ‘chimptracker’ in te huren, al helemaal niet. We zijn blij dat we die ene colobus onderweg gezien hebben….
De volgende dag hobbelen we weer 5 uur over onverharde wegen langs lake Kivu richting naar Kibuyo waar we in een Prestbyterian Conference Centre onze web site weer eens kunnen bijwerken.
De tocht erheen is prachtig, behalve dat het toch wel 7 uur rijden is, waarvan de laatste 2 uur door het dichte bos, waar we behalve 1 aap niets en niemand tegenkomen. Bij de ingang van het park blijkt dat we, naast de hoge entree voor het bos, 50 $/pp moeten betalen voor een kampeerplek zonder voorzieningen. We besluiten door te rijden naar een goedkoper guest house net buiten het park; die is natuurlijk wel behoorlijk vol. De rest van de avond regent het (tja regenwoud…).
De volgende dag maken we met gids een prijzige (50 $/pp) wandeltocht naar en door het tropische bos. Een deel van het bos is namelijk al gekapt en heeft plaatsgemaakt voor theeplantages voor de export en eucalyptusbossen voor de energie- en bouwmaterialen voorziening. In het regenwoud is het groen, groener groenst. De bomen, struiken, planten groeien over elkaar heen. Ook zien we alle kamerplanten, die je in Nederland kan vonden, in het wild. Maar apen ………… ho maar, die zie je in zo’n bos niet zomaar. Zeker niet de soorten, die zich boven in de bomen ophouden, zoals de chimpansees. En wanneer je niet extra geld hebt neergeteld om een ‘chimptracker’ in te huren, al helemaal niet. We zijn blij dat we die ene colobus onderweg gezien hebben….
De volgende dag hobbelen we weer 5 uur over onverharde wegen langs lake Kivu richting naar Kibuyo waar we in een Prestbyterian Conference Centre onze web site weer eens kunnen bijwerken.
Rwanda memorials
Rwanda is net als Burundi een klein bergachtig land in het grote merengebied in oost Afrika. We rijden Rwanda binnen via een dirtroad vanuit Uganda en zijn binnen een recordtijd (1 uur) over de grens.
Over de grens verandert er wel wat; naast rechts rijden en borden in het Frans, lijken veel mensen minder vrolijk dan in Uganda. De recente burgeroorlog en de verschrikkelijke gebeurtenissen, die hebben plaatsgevonden, lijken nog te kort geleden (1994). We komen onderweg diverse monumenten tegen die herinneren aan de genocide slachtoffers en we passeren overblijfselen van vluchtelingenkampen, waaromheen intussen hard gebouwd wordt aan nieuwe woningen. Op diverse plaatsen zie je land ontgonnen worden en nieuwe dorpen verrijzen.
In Kigali bezoeken we het Genocide Memorial Centrum. Het kostte wat moeite om het te vinden, maar de meeste mensen leken niet al te toeschietelijk om ons erheen te loodsen; wellicht te confronterend. Het centrum zelf geeft een indrukwekkend beeld van alle gebeurtenissen voor, tijdens en na de genocide door de extreme Hutu’s (Interahamwe) op 1.5 miljoen Tutsi’s en gematigde Hutu’s. De genocide in 1994 is het absolute dieptepunt in een al langlopend conflict tussen de meerderheid (Hutu’s) en minderheid (Tutsi’s) in Rwanda en de regio. Vooral de getuigenissen van diverse overlevenden en de beschrijving hoe de slachtingen hebben plaatsgevonden zijn huiveringwekkend.
Het door de koloniale machten (België) geïntroduceerde systeem van ‘tribe registratie’ heeft de polarisatie tussen deze bevolkingsgroepen en het opsporen van tegenstanders tijdens de genocide periode ook geen goed gedaan. Aangedaan vertrekken we uit Kigali en kijken we met een andere blik naar de mensen om ons heen.
Over de grens verandert er wel wat; naast rechts rijden en borden in het Frans, lijken veel mensen minder vrolijk dan in Uganda. De recente burgeroorlog en de verschrikkelijke gebeurtenissen, die hebben plaatsgevonden, lijken nog te kort geleden (1994). We komen onderweg diverse monumenten tegen die herinneren aan de genocide slachtoffers en we passeren overblijfselen van vluchtelingenkampen, waaromheen intussen hard gebouwd wordt aan nieuwe woningen. Op diverse plaatsen zie je land ontgonnen worden en nieuwe dorpen verrijzen.
In Kigali bezoeken we het Genocide Memorial Centrum. Het kostte wat moeite om het te vinden, maar de meeste mensen leken niet al te toeschietelijk om ons erheen te loodsen; wellicht te confronterend. Het centrum zelf geeft een indrukwekkend beeld van alle gebeurtenissen voor, tijdens en na de genocide door de extreme Hutu’s (Interahamwe) op 1.5 miljoen Tutsi’s en gematigde Hutu’s. De genocide in 1994 is het absolute dieptepunt in een al langlopend conflict tussen de meerderheid (Hutu’s) en minderheid (Tutsi’s) in Rwanda en de regio. Vooral de getuigenissen van diverse overlevenden en de beschrijving hoe de slachtingen hebben plaatsgevonden zijn huiveringwekkend.
Het door de koloniale machten (België) geïntroduceerde systeem van ‘tribe registratie’ heeft de polarisatie tussen deze bevolkingsgroepen en het opsporen van tegenstanders tijdens de genocide periode ook geen goed gedaan. Aangedaan vertrekken we uit Kigali en kijken we met een andere blik naar de mensen om ons heen.
Abonneren op:
Posts (Atom)